Ga naar de inhoud

Puthuis Gatestraat

Puthuis Gatestraat

Inhoudsopgave

Intro

Aan de Gatestraat, niet ver van de Hoogstraat, stond ooit een puthuis. In het puthuis lag één van drie gemeentelijke waterputten van Nieuwenhagen. Benedenstaande foto uit 1952 geeft een beeld van het puthuis, met zijn schilddak en verhoogde dakruiter. Het schuurtje rechts van het puthuis diende mogelijk als ‘garage’ voor de toen al historische brandspuit die op de voorgrond staat. Waterputten waren de spil van de gemeentelijke drinkwatervoorziening, totdat de waterleiding hun rol overnam. Uiteindelijk zijn alle putten afgedicht en zijn de opstallen afgebroken. Op de plek van het puthuis aan de Gatestraat staat tegenwoordig een transformatorhuisje.
Het puthuis aan de Gatestraat in 1952 en dezelfde locatie tegenwoordig (historische foto: beeldbank gemeente Landgraaf)

Drie gemeenteputten

Water is de eerste levensbehoefte van de mens. Tegenwoordig stroomt het met een draai aan de kraan onze huizen binnen. Helder en schoon, zoveel als we willen. Dat was vroeger wel anders. Pas in het eerste en tweede kwart van de 20e eeuw worden de Landgraafse dorpen gefaseerd aangesloten op een waterleiding. Tot die tijd is de bevolking aangewezen op waterputten en open water. Het relatief schone drinkwater uit waterputten noemt men dan nog ‘put’. Alleen het voor het vee bestemde water uit beken en poelen noemt men ‘water’. De uit Wenen afkomstige dokter Wenckebach wekt dan ook diepe verontwaardiging wanneer hij een zieke patiënt in Heerlen eens adviseert om vooral veel water te drinken. Omdat zowel ‘put’ als ‘water’ niet is gezuiverd, liggen levensgevaarlijke ziektes als dysenterie, cholera en tyfus voortdurend op de loer. Vooral tijdens droge zomers, wanneer putwater schaars is. In augustus 1819 richt de gemeenteraad van Nieuwenhagen zich wanhopig tot de koning. Alleen op meer dan een uur buiten de kom gelegen landgoederen is nog goed drinkwater te krijgen, tegen prijzen die de meeste Nieuwenhagenaren niet kunnen betalen. Zij zijn veelal aangewezen op vuil water uit beken en poelen. Een gemeentelijke waterput is daarom hard nodig, maar de aanleg daarvan kost wel 1.200 gulden. Hand-en-spandiensten van de dorpelingen kunnen de kosten terugbrengen tot 800 gulden, maar zelfs dat bedrag krijgt de gemeente niet bijeen. De raad verzoekt de koning dan ook om een bijdrage. Willem I stemt toe en in hetzelfde jaar wordt de eerste waterput aangelegd. In 1821 volgen er nog twee. Nieuwenhagen maakt dankbaar van haar gemeenteputten. Dankbaar en vredig, totdat het tijdperk van de mijnbouw aanbreekt. De snelle bevolkingsgroei veroorzaakt topdrukte bij de putten. Mensen maken ruzie om wie het eerst aan de beurt is en rossen elkaar dagelijks af met hun lege emmers. In mei 1911 slaan twee huismoeders elkaar een bloedneus. De marechaussee moet regelmatig ingrijpen om erger te voorkomen.

De laatste nieuwtjes

De put aan de Gatestraat was een gemeentelijke put. Kastelen en grote boerderijen hadden vaak een eigen waterput. Zo ook Hoeve de Kamp, de monumentale carréboerderij waar schrijver Frans Erens in 1857 ter wereld kwam. In zijn bundel Vervlogen Jaren vertelt hij vrij uitgebreid over deze huisput, die zijn grootvader liet boren toen hij het oorspronkelijke herenhuis uitbreidde tot een hoeve. Het puthuis vormde één geheel met de bebouwing van Hoeve de Kamp. Een eigen waterput was een waardevol bezit voor een boerenbedrijf. Tegen een kleine jaarlijkse vergoeding mochten ook buurtbewoners hier water halen. Erens’ geeft een goed beeld van de sfeer, die ook rond de put aan de Gatestraat moet hebben gehangen. Het was altijd aangenaam koel en schemerig in het puthuis. Het water werd naar boven gebracht door twee zware houten emmers die aan het ‘zeel’, oftewel het touw hingen. Het zeel liep over een grote houten rol, die ‘wel’ werd genoemd. Om het putwater naar boven te krijgen, moest aan een groot rad worden gedraaid. Als het rad niet werd bediend, moest het met een ketting worden vastgelegd om teruglopen te voorkomen. Dat teruglopen was gevaarlijk. Het zeel kon dan breken, waardoor een van de emmers naar beneden stortte. Iemand moest dan in de duistere diepte afdalen om de emmer weer naar boven te halen. Het waterhalen was vooral een taak van vrouwen. Wanneer hun stenen kruiken waren gevuld, bleven ze vaak nog even rondhangen om over hun mannen, kinderen en buren te kletsen. Aan de waterput werden de laatste nieuwtjes uitgewisseld. De meisjes kwamen het liefst ’s avonds, want dan hadden de jonge mannen vrij. De jongens bedienden dan het rad en schonken hun vaten, kuipen en kruiken vol. Er zullen zo best wat liefdes zijn opgebloeid. Als het druk was, stond er een lange rij van hondenkarren en kruiwagens voor het puthuis. Dan klonk er lawaai, gelach, gepraat, geblaf van honden, gerinkel van ijzeren emmers, het plenzen van water en het geschreeuw van kinderen.
Hoeve de Kamp in november 1965 (foto: G. Th. Delemarre, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, objectnummer 101.981)

Erens, F. (1989). Jongensjaren. In H.G.M. Prick (Ed.) Vervlogen Jaren (2e druk, pp. 9-79). Amsterdam: De Arbeiderspers.

Mulken, W. van (1973). Enkele gegevens uit het verleden van Nieuwenhagen. Land van Herle, 23(2), p.50-60.

Watergebrek (1911, 17 mei). Limburger Koerier.

Wat is jouw ervaring
met deze locatie?
{{ reviewsTotal }}{{ options.labels.singularReviewCountLabel }}
{{ reviewsTotal }}{{ options.labels.pluralReviewCountLabel }}
{{ options.labels.newReviewButton }}
{{ userData.canReview.message }}
Puthuis Gatestraat
Gatestraat, tussen 84 en 86