Ga naar de inhoud

Het Schepenhuis

Het Schepenhuis

Inhoudsopgave

Intro

Tot in de vroege 20e eeuw bestaat Schaesberg slechts uit het straatdorp Scheijdt en de gehuchten Palemig, de Streep en Lichtenberg. Het in de volksmond ‘d’r Sjeet’ genoemde Scheijdt strekt zich uit langs de Hoofdstraat, van de H.H. Petrus en Pauluskerk tot aan het Eikske. Eeuwenoude boerderijen domineren het straatbeeld. Eén daarvan is Hoofdstraat 14, ook wel bekend als het Schepenhuis. Ooit woonde hier Petrus Dortants en later zijn zoon Hencricus Dortants. Ze waren beide schepen in het college van schout en schepenen van de heerlijkheid Schaesberg. Petrus van 1680 tot 1703, Henricus van 1723 tot 1745. Als schepen is Henricus Dortants onder meer betrokken bij de Schaesbergse Bokkenrijdersprocessen. In de jaren ’60 worden de boerderijen aan de Hoofdstraat massaal afgebroken. De vaak vervallen en door mijnschade geplaagde complexen zijn overblijfselen uit een vervlogen tijdperk en staan de vernieuwingsdrang in de weg. De gemeente Schaesberg wil de Hoofdstraat vernieuwen en verbreden ten behoeve van het toegenomen autoverkeer. Ondanks jarenlange onderhandelingen en protesten gaat begin 1969 ook het monumentale Schepenhuis tegen de vlakte. Op de vrij gekomen vlakte verrijzen later winkels en woningen. Het Schepenhuis lag ter hoogte van Kerkplein 31-32.
De Hoofdstraat tegenwoordig en in 1967. Hoewel het Schepenhuis net als de bebouwing verderop is verdwenen, is de straat uiteindelijk niet breder geworden (historische foto: G.J. Dukker, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, objectnummer 110.203)

Een terugblik

In zijn laatste verschijningsvorm bestaat Hoofdstraat 14 uit vier vleugels rondom een rechthoekige binnenhof. De hoge kopgevel van het woonhuis, het eigenlijke Schepenhuis, ligt rechts van de poort. Bovenin de gevel zitten twee ovale gaten. Het zijn invliegopeningen voor uilen, die de zolder muizenvrij moeten houden. Een gevelsteen tussen de vensters op de bovenverdieping vermeldt het jaartal 1723. De sluitsteen boven de poort draagt het jaartal 1763, maar het geveldeel links ervan kan nog ouder zijn vanwege de speklagen in het metselwerk. Deze gelaagde afwisseling van baksteen en mergel was vooral populair in de 16e en 17e eeuw. De poort, met daarin nog een aparte deur, biedt toegang tot de binnenhof. Langs de linkerzijde van de binnenhof en tegenover de poort liggen de stallen en schuren, met hun vakwerkgevels in de diepe schaduw van overhangende pannendaken. In de bovenbalk van een deurpost is de datum ‘ANNO:1683:14 IVLY’, oftewel 14 juli 1683, uitgebeiteld. De witgekalkte gevel van het woonhuis bakent de rechterzijde van de binnenhof af. Tussen verschillende typen vensters uit verschillende tijdperken kronkelen takken langs het metselwerk omhoog. De entree van het woonhuis bestaat uit een houten deur met nagelbeslag, omlijst door een bijzonder hardstenen poortje in renaissancestijl. De deur heeft twee helften. Indien gewenst kan de bovenste helft worden geopend, terwijl de onderste helft gesloten blijft. Boven de entree is een ossenoogvenster aangebracht. Binnen, in de aan straatzijde gelegen voorkamer, staat een tot kast omgebouwde bedstede uit de tweede helft van de 18e eeuw. De kast is afgewerkt met een kroonlijst en houtsnijwerk in rococostijl. Bovenop de kast staat een slingeruurwerk in een houten behuizing. De wijzerplaat draagt het jaartal 1804. De klokkast is ingebouwd in de afgeschuinde hoek van de kast. Door een opengewerkte rocaille kun je de slinger en de kettingen van de gewichten zien. De voormalige bedstede is niet de enige blikvanger in het interieur. Zo spreekt kunsthistoricus Joseph Timmer, die in 1966 de noodklok luidt over de teloorgang van het Schepenhuis, over interessante haardomlijstingen met fijn snijwerk. Daarvoor roemde de Schaesbergse geschiedschrijver Jan Jakob Jongen al de ‘schoutenkamer’ met meubels in Lodewijk XV-stijl.
Hoofdstraat 14 in 1967 (foto: G.J. Dukker, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, objectnummer 110.204)

Bewoners

Van de late middeleeuwen tot aan de Franse Tijd wordt Schaesberg bestuurd door de Heren van Schaesberg. Zij geven hun grondgebied in leen bij verschillende families die daar mogen wonen en werken, in ruil voor wederdiensten en een deel van de oogstopbrengst. Op die manier ontstaat een lappendeken van verschillende ‘lenen’, waaronder het Dortantsleen dat een gebied ten westen en een kleiner deel ten oosten van de Hoofdstraat bestrijkt. De familie Dortants bezit dit leen al in 1544 en is er de naamgever van. Op het Dortantsleen verrijst een boerderij die in de loop der tijd door verschillende bewoners wordt uitgebreid en verbouwd tot het uiteindelijke complex Hoofdstraat 14. De vroegst bekende bewoner is Petrus Dortants, getrouwd met Anna Moers. Schaesberg is in die tijd een zelfstandige heerlijkheid binnen het Spaanse Land van Valkenburg. De rechtspraak binnen de heerlijkheid is belegd bij het college van schout en schepenen, aangewezen door de heer van Schaesberg. Van 1680 tot 1703 is Petrus één van de schepenen. Zijn zoon Henricus Dortants volgt hem in het ambt en is schepen van 1723 tot 1745. In deze roerige periode heerst veel armoede onder de plattelandsbevolking. Net als omliggende landen wordt het inmiddels Oostenrijkse Land van Valkenburg geteisterd door dievenbenden die nachtelijke inbraken plegen in boerderijen, kerken en pastorieën. Ze zullen de geschiedenis ingaan als de Bokkenrijders. Er volgen arrestaties, processen en vonnissen, waaronder ook de handtekening van Henricus staat. De veroordeelden worden geëxecuteerd op de gerechtsplaats op de Moltberg. Maria Christina Dortants, de dochter van Henricus, erft haar ouderlijk huis en verkoopt het op een zeker moment aan Joannes Herings en zijn vrouw Catharina Panhuisen. Via de familie Herings komt het complex in bezit van de familie Crombach, die het later aan Karel Mügge verkoopt. Karel is geboren in het Pruisische Driburg en trouwt in 1868 te Schaesberg met Maria Josepha Juliana Ruijters. Vanuit het oude schepenhuis drijft hij een handel in koloniale waren, tabak en sigaren. Nadat Karel begin 1919 sterft, erft huishoudster Caroline Brouns het complex. Zij woont er tot haar dood in 1955. Voorafgaand aan de sloop biedt het Schepenhuis nog onderdak aan verschillende gezinnen Brouns.

Jongen, J.J. (1961). Schaesberg. In: Het Land van Herle. Jubileumboek 1950-1960 (pp.117-138). Sittard: Drukkerij Missiehuis Sittard.

Odekerken, J. (2002). Woa is d’r Sjeet geblieëve? Van Dorp-straat tot Hoofdstraat. Landgraaf: Heemkundevereniging OCGL.

Rijkscommissie voor de Monumentenzorg (1926). Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel VIII, II. De provincie Limburg (Meerloo-Zwalmen). Den Haag: Algemeene Landsdrukkerij.

Regionaal Historisch Centrum Limburg. Toegang 12.093 Burgerlijke Stand in Limburg: Schaesberg, 1796-1942, inventarisnummer 20, aktenummer 3: huwelijksakte Mügge, Frans Carl Wilhelm en Ruijters, Maria Josepha Juliana, 15-05-1868.

Regionaal Historisch Centrum Limburg. Toegang 12.093 Burgerlijke Stand in Limburg: Schaesberg, 1796-1942, inventarisnummer 29, aktenummer 5: overlijdensakte Mügge, Frans Karel Willem, 14-01-1919.

Schepenhuis na jaren van strijd tegen de grond (1969, 23 januari). Limburgs Dagblad.

Timmers, J.J.M. (1966, 23 maart). Gave stadsbeelden en dorpskernen worden zeldzaam. Limburg moet zuinig worden op zijn „kleine” monumenten. Limburgs Dagblad.

Wat is jouw ervaring
met deze locatie?
{{ reviewsTotal }}{{ options.labels.singularReviewCountLabel }}
{{ reviewsTotal }}{{ options.labels.pluralReviewCountLabel }}
{{ options.labels.newReviewButton }}
{{ userData.canReview.message }}
Het Schepenhuis
Hoofdstraat