Wanneer de schacht- en koeltorens van de Zuid-Limburgse mijnindustrie hun plek aan de horizon veroveren, is Abdissenbosch nog een onherbergzame uithoek. Dichte bossen worden afgewisseld door plukjes woeste heide. Eeuwenlang is dit gebied in bezit geweest van de abdissen van het klooster van Thorn. Het bos van de abdissen dus, vandaar de naam ‘Abdissenbosch’. Pas in het eerste kwart van de 20e eeuw bouwen nieuwkomers de eerste huizen in Abdissenbosch. Het zijn voornamelijk mijnwerkers, afkomstig uit alle windstreken. Nederlanders uit Limburg, Brabant, Drenthe en Friesland, maar ook Duitsers, Oostenrijkers, Polen, Tsjechen en Italianen. Tot grote zorg van het bisdom brengen zij allerlei nieuwe geloven met zich mee. Van de 600 inwoners in 1934 zijn er 240 niet-katholiek. De katholieke basis is in gevaar! Bovendien moeten de 360 katholieken een half uur tot drie kwartier lopen om de kerk van Waubach te bereiken. ‘Er moet voor die mensen wat gedaan worden’, zegt bisschop Lemmens wanneer hij de groeiende wijk bezoekt en zich, aldus het Limburgsch Dagblad, van ‘den abnormalen toestand’ op de hoogte stelt. In 1934 sticht hij het rectoraat Abdissenbosch. Architect Frits Peutz krijgt de opdracht een kerk te ontwerpen die de eenvoud van de omgeving weerspiegelt. Hij laat zich daarbij inspireren door de oude romaanse en gotische dorpskerkjes op het Zuid-Limburgse platteland. Op 9 juni 1935 wordt de ceremoniële eerste steen in de mortel geklopt. Nog geen half jaar later is de Heilige Bernadette gereed en is het missiewerk voor Abdissenbosch geslaagd.